belanghebbende aanvrager watervergunning en privaatrechtelijke belemmeringen?

 

In de uitspraak van de AbRvS van 26 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1094 gaat het om een aan de provincie Zeeland verleende watervergunning voor het aanleggen en behouden van drie strekdammen. Twee strekdammen worden gerealiseerd op een buitendijkse perceel dat eigendom is van appellant. Deze betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het project zonder zijn toestemming uitvoerbaar is. De provincie Zeeland zou geen belanghebbende zijn.

 

De Afdeling verwijst allereerst naar de hoofdregel, op basis waarvan geldt dat een verzoeker om een vergunning in beginsel wordt verondersteld belanghebbende te zijn. Als aannemelijk is dat de activiteit waarvoor de vergunning is aangevraagd, niet kan worden verwezenlijkt, dan is de verzoeker geen belanghebbende en is zijn verzoek om vergunning te verlenen geen aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb (uitspraken van 15 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2717, over het bouwen van een bouwwerk, 17 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3326, over het kappen van een boom en 23 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:198, over de vergunning op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken).

Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat het feit dat appellant geen toestemming heeft verleend voor de uitvoering van het project, niet maakt dat het project niet kan worden verwezenlijkt. Door de rechtbank is terecht gewezen op de door de minister genoemde mogelijkheid om op grond van de Wnb een gedoogplicht als bedoeld in artikel 2.6, derde lid, van de Wnb, op te leggen. Er is dus sprake van een aanvraag.

Ook is geen sprake van privaatrechtelijke belemmeringen. In haar uitspraken van 13 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:58 en 8 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:302, heeft de Afdeling geoordeeld dat een privaatrechtelijke belemmering geen reden kan zijn een watervergunning te weigeren. De Afdeling ziet in de stelling dat het gaat om een op grond van de Keur verleende watervergunning, geen aanleiding om hierover anders te oordelen. De uitspraken van 13 januari 2021 en 8 februari 2017 hebben ook betrekking op watervergunningen op grond van een keur van een waterschap. Die vergunningverlening vindt plaats aan de hand van het toetsingskader van artikel 6.21 in samenhang met artikel 2.1, eerste lid, van de Waterwet. Omdat een privaatrechtelijke belemmering niet valt te herleiden tot de doelstellingen van artikel 2.1, eerste lid, van de Waterwet, kan die belemmering geen reden zijn om de watervergunning te weigeren.

Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Susan