De toepassing van de gemeentelijke coördinatieregeling en het flux-collision model (vogelsterfte)

 

In de uitspraak van de AbRvS van 13 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:29612 ligt een Wnb-vergunning voor ten behoeve van een windpark in Arnhem. Door appellanten wordt naar voren gebracht dat dit besluit ten onrechte niet gelijktijdig ter inzage heeft gelegen en bekend is gemaakt met het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning voor het windpark, die met toepassing van de gemeentelijke coördinatieregeling zijn voorbereid en bekendgemaakt.

De Afdeling overweegt dat uit de redactie van artikel 3.30, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Wro, niet volgt dat toepassing van de gemeentelijke coördinatieregeling ertoe verplicht dat alle besluiten die benodigd zijn ter uitvoering van een bestemmingsplan gelijktijdig moeten worden voorbereid en bekendgemaakt. Dit blijkt evenmin uit de geschiedenis van de totstandkoming van de gemeentelijke coördinatieregeling. De omstandigheid dat het Wnb-besluit niet gelijktijdig is voorbereid en bekend is gemaakt met het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning voor het windpark heeft dus geen gevolgen voor de rechtmatigheid van dit besluit. De Afdeling wijst in dit verband op haar uitspraak van 8 februari 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV3215, waarin zij een gelijkluidend oordeel heeft gegeven over de rijkscoördinatieregeling van artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onder a en onder b, van de Wro.

Inhoudelijk wordt in deze zaak uitgebreid stilgestaan bij de wulp. In deze zaak wijst de Afdeling nog eens op de uitspraak van 11 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2339, dat gaat over het geaccordeerde gebruik van het Flux-collision-model voor het berekenen van het aantal aanvaringsslachtoffers.

 

Uit de toelichting bij het Flux-collision-model volgt dat voor de uitkomst van de berekening van het aantal aanvaringsslachtoffers vanwege de windturbines, in het bijzonder de vogelflux door het windpark van belang is. De vogelflux door het windpark is afhankelijk van een aantal factoren. Dit betreft het totaal aantal vogels dat in een bepaalde tijdsperiode (jaar, maand, dag) over de locatie van het voorziene windpark vliegt (de vogelflux), de fractie vogels die op turbinehoogte vliegt en de fractie vogels die - na realisatie - om of over het windpark vliegt (avoidance rate). Na het bepalen van de vogelflux wordt deze aan de hand van de andere parameters (die een cijfer tussen 0 en 1 betreffen) naar beneden bijgesteld om het daadwerkelijke aantal vogels dat door het windpark zal vliegen te bepalen. Een hogere avoidance rate leidt tot een kleinere flux door het windpark en daarmee ook tot een kleiner aantal aanvaringsslachtoffers (bij gelijkblijvende overige parameters).

Uit de door appellante verrichte berekeningen blijkt dat - ook betrekkelijk geringe - wijzigingen van de invoerparameters kunnen leiden tot relevante verschillen in de uitkomst. De Afdeling komt in deze zaak tot het oordeel dat de gehanteerde uitgangspunten in de passende beoordeling onjuist zijn.

Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Susan