Bevestiging Afdeling: Rav emissiefactoren onderschatten werkelijke emissie stalsystemen

Bevestiging Afdeling: Rav emissiefactoren onderschatten waarschijnlijk werkelijke emissie stalsystemen

 

De uitspraken van de AbRvS van 7 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2557, ECLI:NL:RVS:2022:2624 en  ECLI:NL:RVS:2022:2622  zijn van groot belang voor de praktijk. De Afdeling heeft in de eerst genoemde zaak een samenvatting gegeven die hieronder is opgenomen. Hierin spreekt de Afdeling ook het besef uit dat deze rechtspraak de verlening van de natuurvergunningen voor de agrarische sector aanzienlijk bemoeilijkt en of vertraagt:

Deze zaak gaat over de uitstoot van stikstof (emissie) uit een emissiearm stalsysteem dat voor de melkveehouderij is ontwikkeld (A1.13). Emissiearme stalsystemen zijn van belang voor de reductie van stikstofemissies uit de veehouderij. Die reductie is nodig om de stikstofdeposities op Natura 2000-gebieden te verminderen. Bovendien maken deze stalsystemen het in sommige gevallen mogelijk dat bedrijven groeien zonder dat de stikstofemissies toenemen.

 

Voor de berekening van de stikstofemissie uit stalsystemen zijn in de bijlage bij de Regeling ammoniak en veehouderij (hierna: Rav) emissiefactoren opgenomen. Voor emissiearme stalsystemen in de melkveehouderij zijn lagere emissiefactoren opgenomen dan voor traditionele stalsystemen. Die lagere emissiefactoren zijn gebaseerd op metingen bij proefstallen. In deze uitspraak is de vraag aan de orde of de emissiefactor die voor het emissiearme stalsysteem A1.13 in de Rav is opgenomen bij de beoordeling van een aanvraag voor een natuurvergunning kan worden gebruikt. Die vraag is door MOB en Leefmilieu aan de orde gesteld. Zij menen dat het emissiereducerend vermogen van emissiearme stalsystemen wordt overschat. De lagere emissie(factor) voor emissiearme stalsystemen wordt volgens MOB en Leefmilieu in de praktijk niet gehaald.

De Afdeling komt in deze uitspraak tot dezelfde conclusie als de rechtbank. Die conclusie is dat verschillende onderzoeken concrete aanknopingspunten bevatten dat de Rav-emissiefactoren voor emissiearme stallen in de melkveehouderij de werkelijke ammoniakemissie van deze stalsystemen waarschijnlijk onderschatten. Uit die onderzoeken volgt ook dat nader onderzoek nodig is naar de factoren die van belang zijn voor de goede werking van die systemen. Zolang de oorzaken van de twijfel over de juistheid van de emissiefactor niet duidelijk zijn, kan de emissie van het emissiearme stalsysteem A1.13 niet met behulp van de Rav-emissiefactor voor dat stalsysteem met de vereiste zekerheid in kaart worden gebracht. Een berekening van de emissie met de Rav-emissiefactor voor stalsysteem A1.13 kan daarom nu niet zonder meer worden gebruikt in een voortoets of passende beoordeling voor een natuurvergunning.

De Afdeling realiseert zich dat deze uitspraak de besluitvorming over aanvragen voor natuurvergunningen in de melkveesector voor dit moment aanzienlijk bemoeilijkt en vertraagt. Het voorzorgbeginsel dat aan artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn ten grondslag ligt en de strikte uitleg die het Hof van Justitie daaraan geeft in een voortoets en passende beoordeling, laten echter een andere uitkomst van de uitspraak niet toe. Voor de melkveesector en de andere betrokkenen bij de natuurvergunningverlening is van belang dat de resultaten van het onderzoek naar factoren die van belang zijn voor de goede werking van het emissiearme stalsysteem, zoals dat door de minister is aangekondigd, op een zo kort mogelijke termijn beschikbaar zijn.

Als belangrijke factoren kunnen genoemd worden: het (dier, voer, mest, stal) management door de veehouder, voersamenstelling, vloertype, werking en frequentie van mestschuiven (mestrobots), ventilatie, voerbakkenplaatsing, en mestmixen. Ook de staat van het onderhoud en de slijtage van materialen en technieken beïnvloeden de grootte van de NH3-emissies uit stallen. 

Voor meer informatie over deze uitspraken kunt u contact opnemen met Susan