verzet tegen kennelijke gegrondverklaring beroep

 

 

In de uitspraak van de AbRvS van 10 februari 2020: ECLI:NL:RVS:2020:410 gaat het om een procedure in verband met verzet tegen een uitspraak van de Afdeling van 11 september 2019. Onder verwijzing naar de PAS uitspraak van 29 mei 2019 had de Afdeling die zaak vereenvoudigd afgedaan en de betreffende ontvankelijke beroepschriften gegrond verklaard die waren gericht tegen de bestemming “Groen” en “Bedrijventerrein” uit het bestreden bestemmingsplan wegens strijd met de Wnb.

 

 

Voorafgaande aan de uitspraak had de initiatiefnemer een vergunning op grond van de Wnb aangevraagd. De uitvoering van deze vergunning zou leiden tot een vermindering van stikstofdepositie op de betrokken hexagonen. Gesteld wordt dat als de Afdeling deze beoordeling bij de beroepsprocedure zou hebben betrokken dit mogelijk tot een andere uitkomst van de procedure had geleid.

 

De Afdeling merkt op dat het een discretionaire bevoegdheid is van de bestuursrechter om bij de vernietiging van een besluit te bepalen dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven. De enkele omstandigheid dat de Afdeling, indien zij de zaak op zitting zou hebben behandeld, in het kader van onderzoek naar het in stand laten van de rechtsgevolgen mogelijk ook het herstelbesluit zou hebben beoordeeld, vormt onvoldoende grond voor de conclusie dat de Afdeling de beroepen niet als kennelijk ongegrond buiten zitting heeft mogen afdoen. Hierbij is van belang dat de Afdeling reeds voor de uitspraak van 11 september 2019 op de hoogte was van het bestaan van een aanvraag Wnb en het nog onzeker was of deze vergunning ook zou worden verstrekt. Het verzet is ongegrond.

 

Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Susan