Voorschrift van rechtswege vervallen natuurvergunning in strijd met de wet?

 

 

 

In de uitspraak van de Voorzieningenrechter van de Afdeling gaat het om een verleende Wnb-vergunning aan EEW (Energy from Waste Delfzijll) voor het uitbreiden van de huidige inrichting met het inwerking hebben van een derde afvalverbrandingslijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Wnb-vergunning niet in stand kan blijven omdat de eerder verleende Nbw 1998 vergunning, waarop deze vergunning ook is gestoeld, is komen te vervallen. Dat zou blijken uit voorschrift 5 dat is verbonden aan deze vergunning waarin staat dat de vergunning van rechtswege vervalt bij een wijziging van de bedrijfsvoering.

 

 

 

Het doel van het ingediende verzoek om voorlopige voorziening is om alle bedrijfsactiviteiten van EEW te kunnen blijven uitvoeren.  Bij de Voorzieningenrechter bestaat gerede twijfel of de aangevallen uitspraak in hoger beroep in stand kan blijven, onder meer, omdat die interpretatie in strijd lijkt met de Nbw 1998 en de Wnb. Weliswaar maken die wetten vergunningen voor bepaalde tijd mogelijk, zoals (onder meer) MOB naar voren heeft gebracht, maar voorschrift 5 houdt bij de lezing van de rechtbank in dat de vergunning op een bij de inwerkingtreding ervan niet bekend tijdstip van rechtswege zou vervallen, waarmee de vergunning uit 2007 dus niet als een vergunning voor bepaalde tijd kan worden gekwalificeerd. Dan komt het oordeel van de rechtbank dat voorschrift 5 maakt dat de vergunning in 2013 van rechtswege is vervallen dus neer op een lezing van het voorschrift die zich naar voorlopig oordeel in het verlengde van de uitspraak van de Afdeling van 9 april 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:1211) niet met die wetten verdraagt, omdat die wetten niet voorzien in het van rechtswege vervallen van een onherroepelijke vergunning. Het verzoek wordt toegewezen. Aan de belangen van EEW wordt bovendien een groter gewicht toegekend dan aan de belangen van (onder meer) MOB bij het voorkomen van een onrechtmatige toename van stikstofdepositie.