Waneer mogen voorschriften worden verbonden aan een ontheffing voor vogels?

 

 

In de tussenuitspraak van de AbRvS van 24 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:387 gaat het om een verleende Wnb-vergunning voor het oprichten en in werking hebben van windturbines op Windpark Oostpolder. Deze uitspraak is interessant vanwege de uitgebreide overwegingen van de Afdeling die betrekking hebben op de vraag wanneer voorschriften kunnen worden verbonden aan een verleende ontheffing voor vogels ingevolge art. 3.3, vierde lid Wnb. De Afdeling verwijst allereerst naar de uitspraak van 11 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2742 r.o. 4.3. Hieruit blijkt dat het bevoegde gezag beleidsruimte toekomt, maar dat de rechter toetst of alle in aanmerking zijnde belangen zijn meegewogen. Een voorschrift aan een ontheffing moet bovendien voldoende concreet en geobjectiveerd zijn (AbRvS 16 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2206 r.o. 7.2).

 

 

Het bevoegde gezag kan mitigerende maatregelen voorschrijven. Als het gaat om maatregelen die verder gaan dan om te voldoen aan de vereisten van art. 3.3, vierde lid Wnb, moet het gezag duidelijk kunnen maken waarom het belang van de mitigerende maatregelen opweegt tegen de belangen die zich daartegen verzetten (waaronder de belangen van de ontheffingaanvrager) (zie ook de uitspraak van 16 augustus 2017 r.o. 5.4).

 

Het bevoegde gezag kan ook monitoringsvoorschriften voorschrijven, zij het dat dit naar haar aard alleen maar een pro actieve maatregel mag zijn. De reden is dat op het moment van ontheffingverlening duidelijk moet zijn dat aan het vereiste van art. 3.3, vierde lid onder c Wnb is voldaan. Het bevoegde gezag dient vervolgens te motiveren waarom hij meent dat monitoring nodig is en zal alle belangen moeten afwegen.

 

In dit geval kunnen de opgelegde voorschriften de toets der kritiek niet doorstaan.

Het is bijvoorbeeld niet duidelijk of de voorschriften over slachtofferreductie en monitoring zijn gesteld omdat deze noodzakelijk worden geacht of dat deze verder gaan dan het voorkomen van een verslechtering van de staat van instandhouding.  Ook is onvoldoende gemotiveerd of de kosten van de monitoringsverplichting evenredig zijn en zijn de voorschriften rechtsonzeker, bijvoorbeeld, omdat het begrip “effectieve slachtofferreductie” nog nader onderzoek vergt.

 

De Afdeling draagt in deze zaak op om de gebreken te herstellen met toepassing van een bestuurlijke lus.

 

Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Susan