Wnb-vergunning: overgangsrecht / art. 6:19 Awb, externe saldering en berekening stikstofdepositie

Wnb-vergunning: overgangsrecht / art. 6:19Awb, externe saldering en berekening stikstofdepositie

De uitspraak van de AbRvS van 20 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:872  is om drie redenen noemenswaardig.

 

 

Allereerst de vraag of de Afdeling wel de bevoegde instantie is. Het primaire besluit van 8 juni 2016 betreft een vergunning ingevolge art. 19 Nbw 1998 (oud) voor de uitbreiding en wijziging van mestverwerking. Bij besluit van 24 augustus 2017, heeft het college vervolgens een gewijzigde vergunning krachtens artikel 2.7, tweede lid Wnb verleend en het besluit van 8 juni 2016 ingetrokken.

De Afdeling oordeelt dat in beginsel de rechtbank bevoegd is om in eerste aanleg van besluiten op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb kennis te nemen. In dit geval is echter tijdens de procedure bij de Afdeling een dergelijk besluit genomen, waardoor artikel 6:19, eerste lid, van de Awb van toepassing is. De toepassing van dit artikel leidt ertoe dat de Afdeling bevoegd is om kennis te nemen van het beroep van rechtswege tegen het besluit van 24 augustus 2017. De latere intrekking van het oorspronkelijke besluit maakt dat niet anders. Het overgangsrecht dat is opgenomen in artikel 9.10 van de Wnb staat evenmin in de weg aan de toepassing van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb. De Afdeling ziet dan ook geen aanleiding om zich onbevoegd te verklaren om van het beroep kennis te nemen.

Met betrekking tot de externe saldering gaat het om de vraag of het  saldogevende bedrijf nog in werking kon zijn overeenkomstig de voor dat bedrijf verleende milieuvergunning. Onder meer wordt door appellanten erop gewezen dat inmiddels de bestemming “recreatie” is toegekend aan deze locatie.  De Afdeling oordeelt (onder meer) dat het geldende planologische regime niet doorslaggevend is voor de vraag of hervatting van dit bedrijf destijds mogelijk was zonder Nbw-vergunning, aangezien een vergunning op grond van artikel 19d van de Nbw 1998 (thans: artikel 2.7 van de Wnb) niet wordt getoetst aan het geldende bestemmingsplan.

In deze uitspraak wordt ook uitgebreid stilgestaan bij de wijze van berekening van stikstofdepositie. Kortheidshalve wordt verwezen naar ro. 8 en 9 van de uitspraak.  In dit geval is aannemelijk dat de werkelijke emissie van stikstof van de vergunde activiteiten aanzienlijk hoger zal zijn en daardoor niet aan het vergunningvoorschrift zal kunnen worden voldaan. Het bestreden besluit is in zoverre genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid.