Ontbreken instandhoudingsdoelstellingen, referentiemoment onderzoek en instandhouding rechtsgevolgen

 

Deze zaak gaat over de natuurvergunning voor het vervangen van vier windturbines door vier nieuwe grotere windturbines in de Karolinapolder. In de tussenuitspraak is door de Afdeling geoordeeld dat deze vergunning onzorgvuldig was voorbereid omdat de gevolgen van het project voor een aantal vogelsoorten waarvoor het Natura 2000-gebied Krammer-Volkerak is aangewezen, niet heeft beoordeeld. In een natuuronderzoek zijn deze gevolgen alsnóg beoordeeld, maar appellanten stellen dat er geen toereikende beoordeling mogelijk is omdat voor de betreffende soorten geen instandhoudingsdoelstellingen zijn vastgesteld.

 

De Afdeling deelt dit standpunt niet. Bij het ontbreken van instandhoudingsdoelstellingen moet uitgegaan worden van een behouddoelstelling (zie de Europese Commissie in de publicatie "Beheer van Natura 2000-gebieden" (Publicatieblad van de Europese Unie, 25 januari 2019, C 33/2, p. 33) en in de mededeling "Beoordeling van plannen en projecten met betrekking tot Natura 2000-gebieden" (Mededeling van de Commissie, 28 september 2021, C(2021)6913 final, p. 26).


Dan voert appellante aan dat in het natuuronderzoek ten onrechte gebruik is gemaakt van gegevens over het voorkomen van vogels in de periode 2013-2019. De gevolgen van het project moeten volgens haar worden bezien ten opzichte van 1995. De Afdeling deelt ook dit standpunt niet.  De gevolgen van een project dienen, volgens de Afdeling, beoordeeld te worden in het licht van de huidige staat van instandhouding van een soort, rekening houdend met de instandhoudingsdoelen. Dat sluit aan bij de hierboven opgenomen Mededeling van de Commissie.

Tot slot stelt appellant dat art. 6, derde lid Hrl zich verzet tegen de toepassing van een bestuurlijke lus. In dat verband wordt ook een beroep gedaan op het Nevele-arrest en wordt verzocht om pre-judiciële vragen te stellen.

De Afdeling ziet in het Nevele-arrest geen aanknopingspunten voor het oordeel dat een aanvulling van een passende beoordeling in de bestuurlijke of rechterlijke fase, al dan niet na toepassing van een bestuurlijke of burgerlijke lus, niet kan. Ook het in stand laten van rechtsgevolgen van een vernietigd besluit leidt niet tot een situatie die volgens het Nevele-arrest in strijd is met het Unierecht.


Over het verzoek om prejudiciële vragen te stellen overweegt de Afdeling als volgt. Over het in stand laten van de rechtsgevolgen van een vernietigd besluit ontbreken in dit geval unierechtelijke procedureregels. Volgens vaste rechtspraak van het Hof worden dan op grond van het beginsel van de nationale procedurele autonomie, de toepasselijke procedureregels voor de rechterlijke beoordeling van beroepen die dienen ter bescherming van de rechten die de justitiabelen aan het Unierecht ontlenen, in beginsel bepaald door het nationale recht, mits die procedureregels voldoen aan de beginselen van gelijkwaardigheid, doeltreffendheid en effectieve rechtsbescherming (zie punt 5 van het arrest van het Hof van 16 december 1976, Rewe, ECLI:EU:C:1976:188, en punten 47 tot en met 49 van het arrest van het Hof van 18 maart 2010, Alassini e.a., ECLI:EU:C:2010:146).

Artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb, voldoet aan (kort samengevat) deze beginselen.  De Afdeling ziet geen aanleiding tot het stellen van prejudiciële vragen. AbRvS 6 december 2023 ECLI:NL:RVS:2023:4522
 

Voor meer informatie over deze zaak kunt u contact opnemen met Susan