ontvankelijkheid beroep natuurvergunning en procedure wijzigingsbesluit

Ontvankelijkheid beroep natuurvergunning Yara Sluiskil en procedure wijzigingsbesluit

Yara Sluiskil maakt stikstofhoudende kunstmest en industriële chemicaliën. Met een verleende natuurvergunning zijn bestaande activiteiten op het terrein vastgelegd, inclusief de ureumgranulatiefabriek. In de tussenuitspraak van 26 juni 2024 heeft de Afdeling ECLI :NL:RVS:2024:25958.1 alvast antwoord gegeven op de vraag of de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld dat het beroep van MOB tegen de natuurvergunning, ontvankelijk is en de vraag of de aangepaste vergunning had moeten worden voorbereid met de procedure van afdeling 3.4 van de Awb.

Wat is er aan de hand? MOB heeft ruim dertien maanden na het verstrijken van de beroepstermijn, beroep ingesteld tegen een natuurvergunning, die was verleend op basis van de PAS. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar is.

 

Het college had nagelaten het besluit van 19 december 2018 aan MOB toe te zenden, hetgeen strijd oplevert met artikel 3:44, eerste lid, aanhef en onder b, Awb. MOB had namelijk een zienswijze over het ontwerpbesluit naar voren gebracht, zodat haar op grond van die bepaling mededeling gedaan had moeten worden van het genomen besluit door toezending daarvan.

Van MOB kon in dit geval niet worden verwacht om na het verstrijken van de beslistermijn eerder naar de voortgang van de besluitvorming te informeren dan zij heeft gedaan. Relevant is dat het college de beslistermijn vóór het ontwerpbesluit herhaaldelijk heeft opgeschort en derden, waaronder MOB, daarover niet actief heeft geïnformeerd. Daarbij is van belang dat het geenszins ondenkbaar was dat de beslistermijn opnieuw opgeschort was geweest, gelet op de ontwikkelingen in de rechtspraak over het PAS. Naar aanleiding van de PAS-uitspraak werden lopende vergunningaanvragen waarbij gebruik werd gemaakt van de PAS namelijk veelal stilgelegd.

Er is ook niet gebleken van een objectieve aanleiding die MOB ertoe noopte eerder naar de voortgang van de besluitvorming te informeren. Er was voor MOB na het verstrijken van de beslistermijn ook geen duidelijk aanwijsbare reden te veronderstellen dat het besluit inmiddels was genomen. Daarbij betrekt de Afdeling dat de natuurvergunning is verleend voor het vastleggen van de bestaande bedrijfsactiviteiten, anders dan bijvoorbeeld een omgevingsvergunning voor het uitbreiden van een inrichting, geen voor derden waarneembare uiterlijke wijzigingen aan de inrichting van met zich mee.

In het besluit van 21 maart 2023 is opnieuw beslist op de aanvraag van 20 juli 2017 en het vormt daarmee een vervanging van het besluit van 19 december 2018. De vraag is of dit besluit had moeten worden voorbereid met de procedure van afdeling 3.4 van de Awb.

Naar het oordeel van de Afdeling is relevant dat de activiteiten die op 11 november 2022 zijn aangevraagd niet verschillen van de activiteiten die op 20 juli 2017 waren aangevraagd. Het college mocht terugvallen op het ontwerpbesluit dat aan het vernietigde besluit ten grondslag lag.

De beroepsgronden van MOB tegen het besluit van 21 maart 2023 zijn naar aard en omvang zodanig omvangrijk dat zij niet geschikt zijn om behandeld te worden door een enkelvoudige kamer. De Afdeling zal de zaak daarom verwijzen naar een meervoudige kamer. De behandeling zal na verwijzing worden voortgezet onder zaaknummer 202205402/2/R2.

Voor méér informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Susan