Relativiteit en Nbw 98 / geen onderzoek meer mogelijk: ADC-toets noodzakelijk

Wet natuurbescherming

 

In de uitspraak van de AbRvS van 30 juni 2015, nr. 201402194/1/R2 worden een aantal verleende Nbw vergunningen bestreden die zijn verleend voor het verbeteren van de vooroevers van de dijk op de locatie Burghsluis.

Onder meer is de vraag aan de orde of de bepalingen uit de Nbw 98 strekken tot bescherming van de bedrijfseconomische belangen van een van de appellanten. GS beroepen zich op de uitspraak van de Afdeling van 17 oktober 2012, nr. 201204708/1/R4 waarin de betreffende agrarische bedrijfseconomische belangen geen bescherming genoten.

 

De Afdeling wijst erop dat in die zaak de belangen betrekking hadden op agrarische gronden buiten het betrokken Natura 2000-gebied. De aldaar ontplooide bedrijfsactiviteiten werden niet beïnvloed door de staat van instandhouding van het betrokken Natura 2000-gebied. In deze zaak ligt het mosselperceel van appellante binnen de begrenzing van het Natura 2000-gebied en is niet in geschil dat het voortbrengende vermogen van dit mosselperceel mede wordt bepaald door de staat van instandhouding van de Oosterschelde, waar de mossel onderdeel van uitmaakt. Gezien deze omstandigheid zijn de bedrijfseconomische belangen zodanig verweven met het belang van het behoud van een goede staat van instandhouding van het Natura 2000-gebied dat er geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat de betrokken normen van de Nbw 98 kennelijk niet strekken tot bescherming van de belangen van appellante.

In deze zaak komt de Afdeling verder tot het oordeel dat door GS ten onrechte geen veldonderzoek is verricht naar drie stortlocaties, die als habitattype “grote baaien” dienen te worden gekwalificeerd. Het college heeft dan ook niet de zekerheid gekregen dat de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied niet worden aangetast. Het punt is dat de bestortingen al volledig zijn uitgevoerd en dat het feitelijk onmogelijk is geworden om nog onderzoek te verrichten naar de oorspronkelijke natuurwaarden op stortlocaties. De aanname dat op de stortlocaties weinig bodemleven aanwezig was kan dus niet meer worden onderbouwd.

Om die reden moet het permanente oppervlakteverlies van het habitattype op de drie stortlocaties in ieder geval worden aangemerkt als een aantasting van de natuurlijke kenmerken van het gebied. De Afdeling wijst erop dat dus toepassing moet worden gegeven aan de zogenoemde ADC-toets (Alternatieven, Dwingende redenen van groot openbaar belang en Compensatie). De verleende Nbw 98 vergunningen worden door de Afdeling vernietigd.