ADC toets hoogwatergeul en Reevedam en recreatieve verbinding vaarroute

Wet natuurbescherming

 

In navolging van de tussenuitspraak van 11 februari 2015 waarin de Afdeling heeft overwogen dat de beoogde uitvoering van het projectplan voor wat betreft de hoogwatergeul en de Reevedam in Kampen alleen doorgang kan vinden als aan de ADC-criteria wordt voldaan, heeft de Raad het rapport ADC-toets ten grondslag gelegd aan de betreffende besluitvorming. In de uitspraak van de Afdeling van 25 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3623 wordt aan de ADC-criteria getoetst.

 

Het ging in de zaak van 11 februari 2015 overigens om het verlies van 4,1 ha rietmoeras, hetgeen zou leiden tot een aantasting van het broed- en leefgebied van de roerdomp en grote karekiet. Het aanleggen van nieuw rietmoeras buiten Natura 2000-gebied werd door de Afdeling niet aangemerkt als mitigerende maatregel.

De A-toets blijft in stand. Er hoefde niet voor één van de inrichtingsalternatieven gekozen te worden. Vanuit veiligheidsoverwegingen is het niet onredelijk dat is gekozen voor rivierverruimende maatregelen in plaats van voor een versterking van dijken. Ditzelfde geldt ook voor een zomerbedverlaging vanwege nadelige gevolgen voor de drinkwaterwinning. Ook de D-toets wordt doorstaan met het oog op de waterveiligheid.

Voor wat betreft de C-toets gaat het eveneens goed. Er is voldoende zeker gesteld dat de compenserende maatregel in de vorm van nieuw rietmoeras functioneel zal zijn voordat het negatieve effecten van het project zich kunnen voordoen.

Het plan heeft echter ook een recreatieve functie. Zo ontstaat er een nieuwe vaarroute tussen de Veluwerandmeren en de IJssel. Om verstoring te voorkomen is een recreatieve zone voor het gebied ingesteld om deze schadelijke gevolgen te voorkomen. De Afdeling is van oordeel dat deze zoneringsmaatregel, die aangemerkt kan worden als mitigerende maatregel voldoende effectief kan zijn.

Het gaat mis bij de aansluiting van de vaarweg met het Drontemeer, alwaar geen zonering is ingesteld. Het uitsluiten van recreatieve activiteiten ter plaatse zou tot gevolg hebben dat de boten de vaarweg niet kunnen betreden. De Afdeling volgt het standpunt van de gemeente niet dat dit niet leidt tot verstoring van de rietlanden. Het gaat om 12.000 vaarbewegingen op jaarbasis. Ook kan worden aangenomen dat de intensiviteit van de vaarweg niet gelijkmatig zal zijn over het jaar en dat van een meer intensief gebruik juist sprake zal zijn tijdens het broedseizoen. Het standpunt dat bij de vogels gewenning zal optreden acht de Afdeling niet overtuigend.

De Afdeling oordeelt dat de rechtsgevolgen van het plan Kampen en de Nbw vergunningen voor zover die zien op genoemd deel van de vaarweg niet in stand blijven, waarmee dus de vaarroute als verbinding tussen de IJssel en het Drontermeer niet tot stand komen.