Afzonderlijke boetes wegens woningonttrekking?

 

 

In de uitspraak van de AbrvS van 28 oktober, ECLI:NL:RVS:2020:252128 oktober 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam aan appellanten ieder afzonderlijk een bestuurlijke boete van € 24.000,- opgelegd wegens woningonttrekking aan de huizenmarkt als mede-eigenaren van de betreffende woningen. De vraag is of dit terecht is.

 

 

De Afdeling heeft in deze zaak aan het college gevraagd om een nadere toelichting te geven op haar verordening. De Afdeling verwijst allereerst naar haar uitspraak van 20 december 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:3475) waarin is overwogen dat tegen woningonttrekking streng wordt opgetreden omdat de huizenmarkt in Amsterdam onder zeer grote druk staat. Daarmee is het onttrekken van woonruimte op zichzelf genomen een ernstige overtreding en beoogt de boete een afschrikwekkend effect te hebben.

 

Bij de toepassing van de Huisvestingsverordening wordt wat de eigendom van een woning betreft aangesloten bij de gegevens uit het Kadaster. Uitgangspunt is dat de zorgplicht rust op al degenen die daarin staan vermeld als juridisch eigenaar. In het geval van meerdere natuurlijke personen die gezamenlijk eigenaar zijn wordt aan ieder van hen afzonderlijk de maximale boete opgelegd. In geval van een rechtspersoon of een vennootschap onder firma wordt één maal de maximale boete opgelegd, ten zij blijkt van actieve bemoeienis met of kennis van de overtreding bij één of meer vennoten of bestuurders. Niet gebleken is dat het college hiernaar onderzoek verricht. In geval van al dan niet gehuwd samenwonende partners wordt eveneens éénmaal de maximale boete opgelegd. Als appellanten de woning op naam van één van hen of op naam van een vennootschap onder firma hadden gesteld, zou ook éénmaal de maximale boete zijn opgelegd, omdat het college nu eenmaal geen onderzoek doet naar de actieve bemoeienis met of kennis van de overtreding van individuele vennoten.

Het college heeft niet gemotiveerd waarom in dit geval drie maal de maximale boete wordt opgelegd.

De Afdeling ziet daarin grond om bij de oplegging van de boete aansluiting te zoeken bij de meest vergelijkbare situatie, de vennootschap onder firma, aan wie éénmaal de maximale boete zou zijn opgelegd. De boete zal daarom worden gematigd tot € 8000,- per overtreder. Alle drie treft in dezelfde mate het verwijt dat zij als eigenaar niet aan hun zorgplicht hebben voldaan. Wat de draagkracht betreft gaat de Afdeling ervan uit dat zij zich in dezelfde financiële positie bevinden, nu ter zitting is verklaard dat zij een pand hebben moeten verkopen om de boete te kunnen voldoen.

 

Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Susan