belanghebbende begrip, beginsel van relativiteit en overtreding uitvoering ontheffing Ffw (oud)

Belanghebbende begrip, beginsel van relativiteit en overtreding uitvoering ontheffing Ffw (oud)

 

In de zeer uitgebreide en lezenswaardige uitspraak van de AbrvS van 2 september 2020, ECLI:NL:RVS:2091 gaat het (onder meer) om het ingestelde Hoger Beroep van de provincie Friesland en de gemeente Opsterland tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland (17/3983) waarin deze een aantal overtredingen heeft vastgesteld van maatregelen die getroffen moesten worden ingevolge een ontheffing Ffw (oud) voor de heropening van het Polderhoofdkanaal. Omdat er geen zicht is op legalisatie had de provincie niet mogen afzien van handhavend optreden op het verzoek van een omwonende (appellante 3).

 

 

Het gaat onder meer om overtreding van voorschrift 7. De Afdeling maakt allereerst korte metten met het betoog van appellanten dat de maatregelen ook in het geheel niet of in een andere vorm mogen worden uitgevoerd, als de compensatieopgave maar wordt gerealiseerd en/of de betrokken soorten maar in een goede staat van instandhouding verkeren. Deze uitleg verdraagt zich niet met de letterlijke lezing van het voorschrift, aldus de Afdeling.

 

De vraag komt aan de orde of appellante 3 belanghebbende is. Voorschrift 7 verplicht mede tot het uitvoeren van maatregelen op gronden van appellante 3. Om die reden is sprake van belanghebbendheid. De Afdeling neemt in aanmerking dat een ontheffing die krachtens de Ffw is verleend geen besluitonderdelen kent. Appellante 3 is om die reden belanghebbende bij de gehele ontheffing.

 

Dit is evenwel anders met betrekking tot het beginsel van relativiteit. Daarvoor moet worden bezien of de betrokken voorschriften en de daarin opgenomen maatregelen kennelijk niet strekken tot bescherming van de belangen van appellante 3. Het gaat dan alleen om het belang bij een goede kwaliteit van de woonomgeving, in het bijzonder van het woonperceel van appellante 3. Vervolgens blijkt dat de rechtbank hier ten onrechte aan voorbij is gegaan.

 

De Afdeling gaat minutieus in op de vraag of wel echt sprake is van overtredingen. Uiteindelijk stelt de Afdeling vast dat sprake is van minder overtredingen dan waarvan door de rechtbank is uitgegaan. Duidelijk is wél dat voorschrift 7 wordt overtreden (de werkzaamheden op het perceel van appellante 3).

 

Jammer is dat de vraag of in redelijkheid afgezien mocht worden van handhavend optreden (omdat geen afbreuk wordt gedaan aan het streden naar een gunstige staat van instandhouding) (nog) niet wordt beantwoord. De zaak wordt terugverwezen naar de rechtbank.

 

Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Susan