Dwingende reden van groot openbaar belang: belangenafweging op lange termijn

Wet natuurbeschermingAlgemene Wet bestuursrecht (Awb)

In de uitspraak van de AbRvS van 18 februari 2015, nr. 201211251/2/A3 is voor de vierde maal een ontheffing Ff aan de orde in het kader van de aanleg van het Westerdiepsterdalkanaal: de ontheffing ziet op het creƫren van leefgebied voor de groene glazenmaker. Deze ontheffing heeft eerder geleid tot een tussenuitspraak van de Afdeling van 22 januari 2014, nr. 201301008/1/A3. In deze tussenuitspraak overwoog de Afdeling dat onvoldoende was gemotiveerd dat het gestelde werkgelegenheidsbelang kon worden aangemerkt als een dwingende reden van groot openbaar belang.

In deze ronde is de Afdeling is van oordeel dat voldoende aannemelijk is het project werkgelegenheid heeft gegenereerd en nog zal genereren. Ook is het standpunt redelijk dat geen andere bevredigende oplossing bestaat dan de aanleg van het Westerdiepsterkanaal.

Het gaat toch mis omdat onvoldoende is bewezen dat de huidige waterkwaliteit van de compensatiesloot geschikt is voor de krabbenscheer en daar is de gunstige staat van instandhouding van de groene glazenmaker afhankelijk van. De Afdeling oordeelt dat ten onrechte het standpunt is ingenomen dat het belang van de realisering van het project op lange termijn zwaarder weegt dan het belang van het behoud van het leefgebied ter plaatse.

Gezien de lange duur van de procedure ziet de Afdeling zich genoodzaakt om zélf een nieuw besluit op de bezwaren van Berend Botje (appellante) te nemen. De ontheffing wordt alsnóg afgewezen. Vervolgens is in deze uitspraak lezenswaardig dat de Afdeling ingaat op het verzoek om handhaving van Berend Botje. De Afdeling ziet geen aanleiding om op dit punt zelf in de zaak te voorzien. Tot slot gaat de Afdeling ook in op het verzoek om schadevergoeding vanwege overschrijding van de redelijke termijn (art. 6, eerste lid EVRM). Vanwege de lengte van deze flits wordt niet inhoudelijk op dit interessante onderdeel ingegaan. Op grond van art. 8:73 Awb wordt een vergoeding op basis van €2000,00 toegekend.