Geen herroeping primaire besluit tot verlening Wnb-vergunning in verband met rechtszekerheid

 

Geen herroeping primaire besluit tot verlening Wnb-vergunning (F1)  in verband met rechtszekerheid

Naast de in deze flits genoemde Wnb-ontheffing is ook een uitspraak verschenen over de rechtmatigheid van de verleende Wnb-vergunning op grond van art. 2.7, tweede lid aan Exploitatie Circuit Park Zandvoort BV. De Afdeling komt tot het oordeel dat in de referentiesituatie mag worden uitgegaan van een revisievergunning en een tweetal natuurvergunningen. De nieuwe Wnb-vergunning leidt niet tot een toename van stikstofemissie. In de eerste plaats is in de vergunning een emissieplafond van 6.124 kg NOx/jr vastgelegd, terwijl in de referentiesituatie geen plafond was opgenomen. Deze was geschat op maar liefst ruim 10.750 kg NOx/jr.

In de tweede plaats is in vergunningvoorschrift 4 vastgelegd dat het gebruik van het circuitterrein vanaf 2021 voor niet-elektrische auto- en motorsportactiviteiten gedurende maximaal 337 dagen is toegestaan. Dat is 28 dagen minder dan het jaarronde gebruik dat in de referentiesituatie is toegestaan.

 

Maar dan komt de vraag aan de orde of GS bevoegd waren om de Wnb-vergunning te verlenen.  In verband met de inwerkingtreding van de Spoedwet Aanpak Stikstof is de vergunningplicht immers komen te vervallen. 

De Afdeling overweegt de Wnb-vergunning, waarin het emissieplafond en de beperking van het aantal racedagen ook is opgenomen – niet te herroepen, maar dit aan GS over te laten.

Het volgende wordt hiertoe overwogen. Partijen hebben op de zitting aangegeven dat onder meer vanuit een oogpunt van rechtszekerheid, het belang van de natuur en het algemeen belang wenselijk is om de vergunning voor het circuitterrein in stand te houden. De vergunning voorziet  met de gestelde voorschriften bij de vergunning immers in een beperking van het gebruik van het circuitterrein.

De Afdeling is zich ervan bewust dat het vervallen van de vergunningplicht gevolgen heeft voor partijen en de natuurwaarden en tot meer rechtsonzekerheid kan leiden. Op grond van de nu geldende wetgeving in de Wnb is het echter niet mogelijk om de natuurvergunning voor het circuitterrein in stand te laten. De wetgever heeft het voornemen geuit om projecten waarbij sprake is van interne saldering per 1 januari 2024 weliswaar weer vergunningsplichtig te maken, maar de keuze om dit te doen en de wijze waarop is aan de wetgever.

De Afdeling merkt ook op dat het college op de zitting heeft aangegeven dat een eventuele vernietiging van het besluit op bezwaar aanleiding kan geven om, in afwachting van deze wetswijziging, op een andere wijze de natuurwaarden van het Natura 2000-gebied te beschermen terwijl de exploitatie van het circuitterrein wordt voortgezet. Het college overweegt om CPZ op grond van artikel 2.4 van de Wnb onder meer te verplichten om preventieve of herstelmaatregelen te treffen of om de activiteiten op het circuitterrein overeenkomstig de daarbij gegeven voorschriften uit te voeren om de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied te waarborgen. Die nadere besluitvorming leidt eventueel tot nieuwe primaire besluiten. Om het college de gelegenheid te geven om de besluitvorming hierover af te stemmen met het nieuw te nemen besluit op bezwaar in deze procedure heeft de Afdeling het primaire besluit niet herroepen (ECLI:NL:RVS:2023:2587).