Geen noodzaak tot het geven van een reactieve aanwijzing: ondanks strijd met provinciaal beleid

Wet ruimtelijke ordening (Wro)

 

In de uitspraak van de AbRvS van 12 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1887  gaat het om een appartementencomplex in Dronten waarin uitsluitend recreatief gebruik is toegestaan en dat is gelegen aan het Veluwemeer. Het complex staat vijf jaar na oplevering voor een groot gedeelte leeg: reden waarom de raad permanente bewoning mogelijk heeft willen maken in het bestemmingsplan. GS van Flevoland hebben hierop een reactieve aanwijzing gegeven wegens strijd met het Omgevingsplan Flevoland.

 

 

Door de gemeenteraad wordt gesteld dat een reactieve aanwijzing alleen maar mag worden gebaseerd op een provinciale verordening of provinciale belangen waarvoor algemene regels in voorbereiding zijn en niet op basis van provinciaal beleid. De Afdeling verwijst naar een eerdere uitspraak van 29 juni 2011, (ECLI:NL:RVS:2011:BQ9621) waaruit blijkt dat de bevoegdheid een reactieve aanwijzing te geven niet beperkt is tot de gevallen waarin provinciale algemene regels zijn vastgesteld dan wel in ontwerp aanwezig zijn. Vervolgens gaat de Afdeling in voorliggende uitspraak nog vrij uitgebreid in op de geschiedenis van de totstandkoming van de Wro (zie r.o. 4.4).

Dan inhoudelijk: de Afdeling stelt eerst vast dat het toestaan van permanente bewoning niet aansluit bij het Omgevingsplan. Het Omgevingsplan is wat het verbod op permanente bewoning van recreatiewoningen betreft zeer concreet.  

De raad betoogt hierop dat een noodzaak tot het geven van een reactieve aanwijzing ontbreekt omdat het beleid er niet toe leidt dat de structurele leegstand van het appartementencomplex opgelost wordt. De vraag naar recreatieve appartementen is opgedroogd. Het toestaan van permanente bewoning leidt juist tot een goede ruimtelijke ordening. Alle pogingen om de recreatieappartementen te verhuren en/of te verkopen zijn gestrand. Verder wijst de raad erop dat het appartementencomplex in een bijzondere situatie verkeert, die vrijwel uniek is in de regio. Uit een marktonderbouwing volgt dat er geen vergelijkbare projecten in de omgeving zijn. De raad heeft voorts in zijn afweging betrokken dat het appartementencomplex reeds is gerealiseerd.

GS beroept zich op precedentwerking. Wat de behoefte aan woningen betreft wijst het college erop dat het mogelijk is dat buiten de provincie in de behoefte aan de woningen wordt voorzien. Ook stelt het dat de economie weer lijkt aan te trekken, wat een toenemende vraag aan recreatieappartementen tot gevolg kan hebben. Voorts wijst het college erop dat de overheid er niet is om een ondernemersrisico af te dekken.

De Afdeling overweegt dat gelet op de unieke situatie van het appartementencomplex onvoldoende grond bestaat voor de vrees voor precedentwerking. Daarbij komt dat indien elders recreatiewoningen door eigenaren als reguliere woning verkocht zouden worden, handhavend opgetreden kan worden. Evenmin is aannemelijk gemaakt dat de raad niet heeft kunnen uitgaan van hetgeen in de marktonderbouwing staat over de behoefte aan appartementen. Dat geldt tevens voor de ter zitting aangevoerde stelling dat het appartementencomplex geherstructureerd kan worden. Het college miskent verder dat het appartementencomplex reeds is gebouwd en dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening rekening moet houden met de negatieve gevolgen van leegstand voor de directe omgeving.

Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat provinciale belangen het geven van een reactieve aanwijzing met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.

 

Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Susan