Gesloten saneringsovereenkomst: samenhang tussen saldo gevend en saldo ontvangend bedrijf?

Wet natuurbescherming

 

In de uitspraak van de AbRvS van 13 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1009 richten appellanten zich tegen de externe saldering die heeft plaatsgevonden ten behoeve van een verlening van een Nbw 98 vergunning. De stelling is dat het college niet-bestaande emissierechten betrekt. Het college zou er ten onrechte geen rekening mee hebben gehouden dat de saldo gevende veehouderij al geruime tijd buiten gebruik is gesteld vanwege een opgestelde saneringsovereenkomt, waarbij aan de vergunninghouder een vergoeding is toegekend.

 

 

 

De Afdeling overweegt allereerst dat er, volgens vaste rechtspraak, sprake moet zijn van samenhang tussen de intrekking van de toestemming en de verlening van de Nbw 98 vergunning.

Vervolgens overweegt de Afdeling dat niet in geschil is dat de bedrijfsgebouwen van de saldo-gevende veehouderij nog aanwezig waren op het moment van intrekken van de milieuvergunning van 31 oktober 1995. Naar het oordeel van de Afdeling maakt de saneringsovereenkomst uit 2011 echter niet dat de beëindiging van de milieuvergunningplichtige activiteiten zoals die plaatsvonden binnen de bedrijfsgebouwen van het saldo-gevende bedrijf niet direct samenhangen met de exploitatie van het saldo-ontvangende bedrijf. Daarbij is van belang dat de saneringsovereenkomst zelf niet ziet op intrekking van de milieuvergunning, maar dat daartoe in een later stadium in het kader van de salderingstransactie in een apart intrekkingsbesluit is besloten. Voor de stikstofdeposities waarmee is gesaldeerd bestond tot het moment van het intrekkingsbesluit van 21 augustus 2014 dan ook nog toestemming. Dat in het kader van de saneringsovereenkomst een vergoeding wordt toegekend, maakt dat niet anders, omdat dit niet maakt dat de toestemming daarmee zou zijn vervallen.