Hanteren ondergrens stikstofdepositie zonder nader onderzoek, niet aanvaardbaar

Wet natuurbescherming

In de uitspraken van de AbRvS van 8 april 2015, nr. 201402208/1/R2 en andere nummers, worden maar liefst 39 door GS verleende Nbw vergunningen voor het exploiteren, wijzigen en uitbreiden van agrarische bedrijven in beroep bestreden. Onder meer komt de vraag aan de orde of de door GS gehanteerde ondergrens van 0,05 mol N/ha/jr, aanvaardbaar is.

De Afdeling overweegt dat het college uit de stelling dat een berekende bijdrage van maximaal 0,05 mol N/ha/jr slechts een verwaarloosbaar kleine bijdrage betreft, zonder nadere beoordeling of die bijdrage een toename, afname of gelijkblijvende depositie is ten opzichte van de referentiesituatie, ten onrechte heeft geconcludeerd dat op grond van objectieve gegevens is uitgesloten dat de aangevraagde projecten en andere handelingen een verslechterend effect kunnen hebben op de kwaliteiten van het Natura 2000-gebied. Naar het oordeel van de Afdeling kan het college niet in dit standpunt worden gevolgd zonder nader onderzoek waaruit objectieve gegevens blijken die deze conclusie staven.
Vervolgens onderzoekt de Afdeling of de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand kunnen worden gehouden en loopt het toch nog goed af voor de vergunninghouders.
Dit geldt ook voor een vergunde bedrijfssituatie die na externe saldering leidt tot een toename van 0,01 mol N/ha/jr op de grens van het Natura 2000-gebied Weerribben. De toename komt neer op een duizendste deel van een procent van de kritische depositiewaarde. Omdat appellante niet heeft onderbouwd dat het college zich niet heeft kunnen verzekeren dat de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zullen worden aangetast, worden de rechtsgevolgen van dit besluit in stand gehouden.