geen passende beoordeling of plan-MER nodig bij herhaling of voortzetting plan of project

Wet natuurbescherming

 

In de uitspraak van de AbRvS van 15 april 2015, nr. 201406542/1/R3 is de vraag aan de orde of de gemeenteraad terecht geen passende beoordeling en plan-MER heeft gemaakt voordat een bestemmingsplan voor de nieuwvestiging van een intensieve veehouderij werd vastgesteld. De gemeenteraad beroept zich op art. 19j, vijfde lid Nbw. Van de toepassing van deze dispensatiemogelijkheid zijn weinig (geslaagde) voorbeelden in de rechtspraak voorhanden.

 

 

In dit geval is voor het project in het kader van de vereiste vergunning op grond van de Nbw al een passende beoordeling gemaakt waaruit volgt dat met toepassing van externe saldering het project geen toename van stikstofdepositie tot gevolg zal hebben. Het punt is hier echter dat de bedoelde vergunning ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan nog niet was verleend zodat de Afdeling van oordeel is dat een herhaling of voortzetting van een plan of project zich pas kan voordoen als deze vergunning is verleend.

Er is aanleiding om de rechtsgevolgen in stand te houden. De Nbw vergunning is inmiddels verleend. In het bestemmingsplan is uitsluitend voorzien in de inrichting waarvoor in het kader van de Nbw vergunning een passende beoordeling is gemaakt. Bovendien is in het bestemmingsplan geborgd dat het plan niet in meer ammoniakemissie mag voorzien dan in de betrokken Nbw vergunning is vastgelegd. Er zijn geen nieuwe elementen die niet al bij de eerder gemaakte passende beoordeling zijn betrokken zodat een passende beoordeling en plan-MER geen nieuwe inzichten kunnen opleveren.