Het beheerplan: beroepsmogelijkheden, bestaand gebruik en uitzondering op vergunningplicht

Wet natuurbescherming

In deze lezenswaardige uitspraak van de AbRvS van 25 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2894 is beroep ingesteld tegen het beheerplan “Engbertsdijkvenen”. De Afdeling gaat allereerst in op de vraag tegen welke onderdelen van het beheerplan beroep openstaat (zie ro. 6.2 en 6.3).

In het beheerplan zijn activiteiten die plaatsvinden in het gebied in kaart gebracht en gecategoriseerd Zo is de kleur groen vrijgesteld van vergunningplicht. Van activiteiten met een beige kleur is het nog onduidelijk wat de precieze effecten kunnen zijn. Vooralsnog mogen deze activiteiten volgens het beheerplan zonder vergunning worden voortgezet. Dat kan echter veranderen als uit nader onderzoek blijkt dat deze handelingen toch significant negatieve effecten kunnen hebben.

 

Appellanten menen dat sommige bestaande activiteiten, gelet op de uitzondering op de vergunningplicht die in artikel 19d, derde lid, van de Nbw 1998, ten onrechte niet zijn opgenomen.

Onder verwijzing naar haar uitspraak van 20 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2041, overweegt de Afdeling dat het beschrijven van handelingen in het beheerplan die het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen niet in gevaar brengen ertoe leiden dat die bewuste handelingen zijn uitgezonderd van de vergunningplicht op grond van artikel 19d, tweede lid, van de Nbw 1998. De uitzondering op de vergunningplicht voor bestaand gebruik berust op artikel 19d, derde lid, van de Nbw 1998. Het al dan niet uitgezonderd zijn van de vergunningplicht van de in het beheerplan beschreven handelingen berust dus op een andere wettelijke grondslag.

Dit betekent onder meer dat de omstandigheid dat bepaalde activiteiten in en rond het gebied "Engbertsdijksvenen" kunnen worden aangemerkt als bestaand gebruik, niet tot gevolg heeft dat deze in het beheerplan moeten worden opgenomen als handelingen die het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen zonder meer niet in gevaar brengen. Weliswaar is dit mogelijk, maar artikel 19a van de Nbw 1998 bevat daartoe geen verplichting. Vervolgens gaat de Afdeling nog verder in op de consequenties van het verschil tussen art. 19d, tweede en derde lid (zie ro. 11.3)

Tot slot acht de Afdeling de hierboven omschreven "beige" categorie voor grondgebruikers rechtsonzeker. Naar het oordeel van de Afdeling verhoudt een tussenvorm tussen vergunningvrij en vergunningplichtig als de beige categorie zich niet goed tot de regeling uit de Nbw 1998, die inhoudt dat activiteiten in een beheerplan wel of niet van de vergunningplicht kunnen worden ontheven.
 

Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Susan