Met welke vergunning moet vraag of sprake is van toename stikstofdepositie worden vergeleken?

Wet natuurbescherming

Als een wijziging of uitbreiding van een veehouderij niet leidt tot een verhoging van stikstofemissie ten opzichte van de vergunde situatie op de referentiedatum dan kunnen significante gevolgen worden uitgesloten (AbRvS 31 maart 2010, nr. 200903781/1/R2). De vergunde situatie betreft de ten tijde van de referentiedatum geldende milieuvergunning. Maar wat als in de huidige milieuvergunning minder ruimte is gegund dan de op de referentiedatum gegunde activiteit?

In de uitspraak van de Afdeling van 13 november 2012, nr. 201211640/1/R2 wordt op deze vraag een antwoord gegeven. Eerder gold de lijn dat bij de beantwoording van de vraag of sprake was van een toename aan stikstofemissie, moest worden uitgegaan van de op de referentiedatum verleende vergunning. Voor Vogelrichtlijngebieden is de referentiedatum de datum waarop het aanwijzingsbesluit van kracht werd, ten zij die datum voor 10 juni 1994 ligt. In die situaties geldt 10 juni 1994 als referentiedatum. In voorliggend geval was de op de referentiedatum geldende vergunning vervangen door een andere milieuvergunning, die minder stikstofemissie tot gevolg had. Bovendien was niet eerder op grond van de Nbw 1998 een vergunning verleend. In dat geval dient, naar het oordeel van de Afdeling, te worden uitgegaan van de vergunde milieuvergunning met de laagst toegestane emissie vanaf de referentiedatum.