Indirecte toetsing van wijziging Rgv wegens ontbreken overgangsrecht

 

 

In de uitspraak van de AbRvS van 26 augustus 2020 gaat het om een geweigerde omgevingsvergunning voor het vervangen van luchtwassers in varkensstallen. Betoogd wordt onder meer dat de rechtbank heeft miskend dat de gewijzigde geuremissiefactoren buiten toepassing hadden moeten worden gelaten en dat de aanvraag beoordeeld had moeten worden van vóór 20 juli 2018. Aangevoerd wordt dat sprake is van onevenredige benadeling doordat bij de wijziging van de Regeling geurhinder veehouderij  (Rgv) geen overgangsrecht is opgenomen voor vergunningplichtige inrichtingen.

Een algemeen verbindend voorschrift dat geen wet in formele zin is kan door een rechter in een zaak over een besluit dat hierop berust, worden getoetst op rechtmatigheid. De Afdeling verwijst in dit verband nog eens naar de uitspraak van 12 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:452 waaruit onder meer blijkt dat bij indirecte toetsing van een AVV de algemene beginselen van behoorlijk bestuur een belangrijke richtsnoer vormen.

 

 

 

In dit geval blijkt uit de Nota van

toelichting dat de gevolgen van de wijziging van de geuremissiefactoren voor reeds ingediende aanvragen om milieu-omgevingsvergunning, maar die nog niet zijn verleend, zijn onderkend. In dat geval moet toch rekening gehouden worden met de gewijzigde geuremissiefactoren. De reden is dat ervan wordt uitgegaan dat niet al te grote investeringen zijn gedaan voordat de vergunning is verleend.

Gelet hierop, en gelet op het belang van het woonklimaat voor omwonenden ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het niet voorzien van overgangsrecht op gespannen voet staat met het evenredigheidsbeginsel.