Voorwaarden intrekking natuurvergunning en geen vergunningplicht bij intern salderen

Wanneer kan en moet een natuurvergunning worden ingetrokken (?)  en geen vergunningplicht voor projecten die gebruik maken van intern salderen (!)

 

In de lezenswaardige en belangrijke uitspraak voor de praktijk van de AbRvS van 20 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:71 gaat het om de rechtsvraag onder welke omstandigheden een natuurvergunning kan en moet worden ingetrokken en welke eisen aan de motivering van een beslissing op een verzoek om intrekking of wijziging van een natuurvergunning worden gesteld. Ook gaat de Afdeling in op de betekenis van de vergunningplicht per 1 januari 2020 voor projecten die gebruik maken van intern salderen.

 

 

Om de eerstgenoemde rechtsvraag te beantwoorden gaat de Afdeling in op art. 5.4, eerste en tweede lid Wnb, waarin de intrekkingsgronden staan opgesomd. Uit art. 5.4, eerste lid Wnb volgt dat het college bevoegd is om een natuurvergunning in te trekken als de daar genoemde omstandigheden zich voordoen. Het gebruik dient te geschieden na afweging van de betrokken belangen.

 

In het tweede lid is evenwel geen sprake van een discretionaire bevoegdheid. Uit de woorden “in elk geval” leidt de Afdeling bovendien af dat er een samenhang bestaat tussen het eerste en het tweede lid van art. 5.4 Wnb. Als de c of d grond uit het eerste lid van toepassing is én uit de herbeoordeling volgt dat deze, anders dan ten tijde van de vergunningverlening werd verondersteld leidt tot een dreigende verslechtering of significante verstoring van de natuurwaarden (lid 2) dan kan niet worden volstaan met een belangenafweging. In dat geval moet worden beoordeeld of intrekking of een wijziging van de vergunning nodig is om verslechteringen of significante verstoringen te voorkomen. Het tweede lid van art. 5.4 Wnb heeft overigens ook zelfstandige betekenis.

 

Als het college de intrekking of wijziging van de natuurvergunning niet als passende maatregel wil inzetten, terwijl dat wel zou kunnen, dan dient het college inzichtelijk te maken dat intrekking of wijziging niet de enige passende maatregel is en als dat zo is, waarom de intrekking of wijziging van de natuurvergunning geen onderdeel hoeft uit te maken van de maatregelen die wel worden getroffen.

 

In deze zaak, waarin het college het verzoek om intrekking van de natuurvergunning van De Logt heeft afgewezen, doen de omstandigheden genoemd in art. 5.4, eerste lid onder c en d zich niet voor (dit blijkt na een uitvoerige beoordeling daartoe). In het betreffende Natura 2000-gebied zijn wel passende maatregelen nodig om verslechtering van habitattypen te voorkomen en er staat vast dat de vergunde activiteiten zullen leiden tot een toename van stikstofdepositie op gevoelige habitattypen. Het college heeft in deze zaak onvoldoende inzichtelijk gemaakt welke andere maatregelen dan de intrekking of wijziging van de natuurvergunning zullen worden ingezet, zodat het besluit tot afwijzing van de intrekking, onvoldoende is gemotiveerd.

 

De rechtsgevolgen van het bestreden besluit blijven echter in stand.  Als de wijziging of uitbreiding van een project niet leidt tot een toename van stikstofdepositie ten opzichte van de referentiesituatie (is intern salderen), dan is volgens de rechtspraak van de Afdeling op grond van objectieve gegevens uitgesloten dat die wijziging significante gevolgen heeft. Onder het vergunningenregime tot 1 januari 2020 betekende dat het project wel vergunning plichtig was, maar dat de vergunning op basis van een belangenafweging kon worden verleend (de verslechteringsvergunning) (ECLI:NL:RVS:2010:BL9656 en ECLI:NL:RvS:2013:1891).

 

De Afdeling stelt vervolgens vast dat sinds 1 januari 2020 sprake is van een gewijzigde vergunningplicht. In het licht daarvan is voor projecten, waarbij intern salderen wordt toegepast, geen natuurvergunning meer nodig. De intrekking van een dergelijke vergunning kan dan niet meer als passende maatregel worden geduid omdat met de intrekking van een vergunning voor een project, die niet langer vergunningplichtig is, niet kan worden bewerkstelligd dat de activiteit wordt beëindigd of, zoals in het geval van De Logt, wordt voorkomen dat het project alsnog wordt gerealiseerd.

 

Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Susan