Les van de Afdeling ter voorkoming van dubbel gebruik stikstofrechten

Wet natuurbescherming

 

In de uitspraak van de AbRvS van 29 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1819 gaat het om een verleende Nbw vergunning waarmee rekening is gehouden met externe saldering. Geregeld is dat de intrekking van de vergunning voor het houden van 635 legkippen ten behoeve van de vergunninghouder wordt geëffectueerd zodra de Nbw vergunning is verleend en deze van kracht en onherroepelijk is. Met deze formulering is beoogd te voorkomen dat een dubbele ammoniakuitstoot in de fase tussen de definitieve intrekking van de vergunning van het saldogevende bedrijf en de verlening en inwerkingtreding van de vergunningen voor het saldo-ontvangende bedrijf wordt voorkomen.

 

De Afdeling wijst er echter op dat, mede gelet op de uitspraak van 16 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2928, moet worden voorzien in een heldere regeling voor het geval waarin het besluit tot intrekking van de vergunning van het saldo-gevende bedrijf of waarin de vergunning voor het saldo-ontvangende bedrijf vernietigd wordt.

Daartoe overweegt de Afdeling allereerst dat uit een oogpunt van rechtszekerheid niet kan worden aanvaard dat ingeval van vernietiging van de vergunning voor het saldo-ontvangende bedrijf de rechten van rechtswege terugkeren naar het saldo-gevende bedrijf. In een dergelijke situatie zal het saldo-gevende bedrijf, indien het opnieuw wil starten of uitbreiden, een nieuwe Nbw-vergunning moeten aanvragen. Ter voorlichting van partijen overweegt de Afdeling als volgt:

Het voorkomen dat dezelfde emissierechten tegelijkertijd op twee bedrijven worden gebruikt, maar ook dat enige tijd in het geheel geen gebruik kan worden gemaakt van een saldo, kan bijvoorbeeld als volgt worden gerealiseerd.

De vergunning voor de saldo-ontvanger wordt pas verleend nadat het daarvoor benodigde intrekkingsbesluit onherroepelijk is geworden. Om te voorkomen dat er een periode ontstaat waarin noch door de saldo-ontvanger, noch door de saldogever gebruik van het saldo kan worden gemaakt, kan in het intrekkingsbesluit worden bepaald dat dat besluit pas werking verkrijgt zodra de vergunning van kracht is geworden.

De Afdeling is van oordeel dat, nu de nieuwe beslissing op bezwaar niet in een dergelijke regeling voorziet, deze niet kan worden betrokken bij het in stand laten van de rechtsgevolgen van het besluit tot vergunningverlening. Het bestreden besluit tot vergunningverlening steunt mitsdien niet op een deugdelijke grondslag.

Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Susan