Niet afgebrande stal maar vergunde situatie bepalend voor vaststellen referentiesituatie

Wet natuurbescherming

In de uitspraak van de AbRvS van 10 juni 2015, nr. 201403949/1/R2 is een verleende Nbw vergunning aan de orde voor een pluimveehouderij. Voor de exploitatie van de pluimveehouderij is nog niet eerder een vergunning op grond van de Nbw verleend.

Appellante betoogt dat het college bij zijn berekening ten onrechte geen rekening heeft gehouden met het feit dat een van de bestaande stallen in 2012 is afgebrand en sindsdien niet meer in werking is. De van de afgebrande stal afkomstige ammoniakemissie had buiten beschouwing moeten blijven. In dat geval zou de veroorzaakte stikstofdepositie ten opzichte van de referentiedata wel toenemen. Verwezen wordt naar de uitspraak van de Afdeling van 13 november 2013 in zaak nr. 201211640/1/R2.

 

De Afdeling oordeelt dat deze omstandigheid weliswaar de feitelijke situatie ter plaatse heeft veranderd, maar dat dit de op de referentiedata vergunde situatie onverlet laat. De vergunde situatie is bepalend bij de beantwoording van de vraag of een project leidt tot een toename van de stikstofdepositie. Het afbranden van een van de stallen maakt niet dat het op de referentiedata vergunde project moet worden geacht in zoverre niet te zijn voortgezet.

De Afdeling gaat bij dit oordeel wél in op genoemde uitspraak van 13 november 2013, namelijk voor zover de Afdeling hierin heeft geoordeeld dat bij de beantwoording van de vraag of de aangevraagde situatie leidt tot een toename van stikstofdepositie een vergelijking dient te worden gemaakt tussen de stikstofdepositie als gevolg van de voorgenomen activiteit met de stikstofdepositie in de vergunde situatie met de laagst toegestane ammoniakemissie in de periode vanaf de referentiedatum tot de datum van het nemen van het bestreden besluit.

Er wordt niet ingegaan op de passage dat externe saldering in beginsel wel mogelijk is met een milieuvergunning die is verleend voor de referentiedatum en die na die datum is ingetrokken. De Afdeling heeft overwogen dat relevant is of het bedrijf op dat moment feitelijk nog aanwezig was. Dat is, zo heeft de Afdeling in deze uitspraak gepreciseerd, het geval als de hervatting van het bedrijf mogelijk is zonder dat daarvoor een vergunning op grond van artikel 19d Nbw voor de realisering van een project, is vereist. Aan deze passage lijkt de Afdeling in deze zaak geen betekenis te hechten.