opvangen van verlies foerageergebieden buiten Natura 2000-gebied is mitigerende maatregel

Wet natuurbescherming

In de uitspraak van de AbRvS van 29 oktober 2014, nr. 201309630/1/R6 is het projectplan Zwakke Schakels Noord-Holland aan de orde. Het projectplan en de daarbij behorende uitvoeringsbesluiten voorzien in de versterking van de Noordzeekustzone nabij de waterkering bij de Duinen Kop van Noord-Holland en het dijklichaam van de Hondsbossche en Pettemer Zeewering. De kustversterking wordt voornamelijk gerealiseerd door middel van een zeewaartse zandaanvulling.

Vanwege de lengte van deze omgevingsflits wordt hieronder slechts één element uit deze lezenswaardige uitspraak -kort- behandeld. Ik wijs u kortheidshalve ook op de overwegingen van de Afdeling die betrekking hebben op het verlies aan kwaliteit van oppervlakte van het habitattype H1110B (van 1,7% van de totale oppervlakte), dat niet leidt tot aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen (zie r.o. 25). Ook wijs ik u op de overwegingen van de Afdeling die betrekking hebben op de verkleining van het Natura 2000-gebied “Noordzeekustzone” (r.o. 26). Aan de orde is de scholekster. In het Natura 2000-gebied 'Waddenzee' geldt voor deze vogelsoort een instandhoudingsdoelstelling voor behoud van de omvang en verbetering van de kwaliteit van het leefgebied. De landelijke staat van instandhouding is zeer ongunstig. Het minimale seizoensgemiddelde wordt al jaren niet meer gehaald. Door het verdwijnen van de strandhoofden -deze verdwijnen onder het zand- kunnen de scholeksters niet meer van het projectgebied kunnen gebruikmaken en moeten deze uitwijken naar andere gebieden, waaronder de Waddenzee. Omdat de Waddenzee voedsel gelimiteerd is voor de scholekster, leidt het verdwijnen van foerageergebied tot een verhoogde sterftekans voor scholeksters in de Waddenzee. Het sterfte-aantal ligt boven de 1%-norm van de natuurlijke sterfte van de huidige populatie van de soort. In het mitigatie- en monitoringsplan voor het projectplan is een aantal maatregelen opgenomen dat uitgevoerd wordt ter vermindering van de effecten van het verlies van foerageergebied. Deze maatregelen betreffen onder meer kwaliteitsverbetering van 31 bestaande strandhoofden door middel van Elastocoast, ter stimulatie van de aanhechting van mosselbroed. De maatregelen zullen pas na enkele jaren maximaal effect voor de scholekster sorteren, omdat zij alleen foerageren op mosselen van minimaal drie jaar oud. De Afdeling stelt zich in het licht van het arrest van het Hof van Justitie (15 mei 2014, C-521/12) de vraag of de maatregelen aangemerkt kunnen worden als mitigerende maatregelen. De Afdeling acht het van belang dat het niet gaat om een aantasting van een natuurlijke habitat waarvoor een Natura 2000-gebied is aangewezen, maar over gevolgen voor een vogelsoort, de scholekster, waarvoor het Natura 2000-gebied is aangewezen. De gevolgen van het project houden verband met het verdwijnen van een foerageergebied dat buiten het Natura 2000-gebied Waddenzee ligt. Met de aanleg van de nieuwe foerageermogelijkheden wordt beoogd deze afname van de omvang van de populatie scholekster grotendeels te voorkomen. De in het projectbesluit opgenomen maatregelen kunnen naar het oordeel van de Afdeling worden beschouwd als beschermingsmaatregelen. Met deze beschermingsmaatregelen mocht in de passende beoordeling rekening gehouden worden. Deze beschermingsmaatregelen worden voldoende bevonden. Dat tijdelijk sprake zal zijn van een verhoogde wintersterfte, omdat de foerageergebieden pas na drie jaar maximaal functioneren voor de scholekster, leidt niet tot een ander oordeel. In de passende beoordeling staat dat de tijdelijke verhoogde wintersterfte geen extra permanente verlaging van de populatie veroorzaakt en dat op de lange termijn door het functioneel worden van de beschermingsmaatregelen voldoende voedsel beschikbaar is om het beoogde effect op de draagkracht voor de Waddenzee-populatie te herstellen.