Project Oostelijke Rondweg Nunspeet bijna groen licht!

Wet ruimtelijke ordening (Wro)Provinciale regelgeving

In de uitspraak van de AbRvS van 30 juli 2014, nr. 201306835/1/A1 gaat het om beroepschriften die zijn gericht tegen het realiseren van een Oostelijke Rondweg Nunspeet. Daarnaast voorziet het project in het ten behoeve daarvan oprichten van duikers, flora- en faunatunnels, een viaduct, een geluidscherm en een boombrug en in het kappen van bomen. Voor de uitvoering van het project is een gecoördineerde omgevingsvergunning verleend, die (onder meer) betrekking heeft op de activiteiten bouwen en het gebruiken van gronden in strijd met bestemmingsplannen. Van belang is dat in 2008 het bestemmingsplan "Bedrijventerrein De Kolk" is vastgesteld. Dit bestemmingsplan voorziet in een planologische regeling voor een bedrijventerrein en in de rondweg als ontsluiting voor dit bedrijventerrein. De AbRvS heeft dit bestemmingsplan bij uitspraak van 16 december 2009, nr. 200900916/1/R2 vernietigd, voor zover het betrekking heeft op de goedkeuring van het plandeel met de bestemming "Verkeer" en goedkeuring aan dat plandeel onthouden. Met het verlenen van de omgevingsvergunning heeft het college van Nunspeet beoogd de rondweg opnieuw planologisch in te passen. Deze uitspraak leidt ertoe dat de realisatie van de rondweg een grote stap dichterbij is gekomen. Het is nog even wachten op de uitspraak van de Afdeling op de Nbw 98 vergunning

Geen vergunning voor aanleggen nodig bij afwijken bestemmingsplan Door een van de appellanten wordt aangevoerd dat het college ten onrechte geen omgevingsvergunning heeft verleend voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden. Gesteld wordt dat een dergelijke omgevingsvergunning voor het aanleggen van de rondweg wel is vereist. Het realiseren van de voorziene rondweg is in strijd is met de ter plaatse geldende bestemmingsplannen. Het college heeft voor het project en daarmee voor het uitvoeren van de desbetreffende werkzaamheden een omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onderdeel 3º, van de Wabo. Met dat besluit wordt afgeweken van de ter plaatse geldende bestemmingsplannen voor zover die aan het realiseren van de rondweg in de weg staan. De AbRvS stelt vast dat met dit besluit ook wordt afgeweken van een verbod in die bestemmingsplannen om de desbetreffende werkzaamheden zonder aanlegvergunning uit te voeren. Vervolgens komt de AbRvS tot het oordeel dat het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wabo dus niet meer is vereist. Deze uitspraak is overigens niet nieuw en bevestigt (alweer) oudere rechtspraak. Verwezen wordt naar de uitspraak van de AbRvS van17 december 2003, nr. 200302352/1. Art. 47, tweede lid Nbw 1998 en uitvoerbaarheid omgevingsvergunning. In deze uitspraak is voorafgaand aan het indienen van de aanvraag om omgevingsvergunning een vergunning als bedoeld in artikel 19d van de Nbw 1998 aangevraagd voor de aanleg van de rondweg. Een van de appellanten heeft in beroep gesteld dat deze vergunning onherroepelijk dient te zijn voordat de omgevingsvergunning kan worden verleend. De AbRvS oordeelt dat artikel 47, tweede lid, van de Nbw 1998 niet vereist dat, voordat de omgevingsvergunning wordt verleend, het college van gedeputeerde staten van Gelderland verklaart dat het tegen de verlening daarvan geen bedenkingen heeft. Het college heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de procedures met betrekking tot de omgevingsvergunning en met betrekking tot de vergunning op grond van de Nbw 1998, afzonderlijke procedures zijn. De vraag of de voor de uitvoering van het project benodigde vergunning op grond van de Nbw 1998 kan worden verleend, komt aan de orde in een eventueel te voeren procedure op grond van de Nbw 1998. Het is dus niet vereist dat die vergunning voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning is verleend en onherroepelijk is. Verder wordt in deze beroepsprocedure betoogd dat de Nbw 1998 op voorhand aan de uitvoerbaarheid van het project in de weg staat. Hiertoe wordt door appellant naar voren gebracht dat in de omgevingsvergunning ten onrechte niet is voorzien in compensatie van de aantasting van het Natura 2000-gebied. De rondweg is voor een deel voorzien binnen het Natura 2000-gebied Veluwe. De AbRvS oordeelt dat het college zich ten tijde van het besluit van 24 juni 2013 op het standpunt mocht stellen dat de Nbw 1998 niet op voorhand aan de uitvoerbaarheid van het project in de weg stond. Daarbij wordt betrokken dat in de ruimtelijke onderbouwing is vermeld dat onderzoek is gedaan naar de vraag of de voorziene rondweg mogelijk significant verstorende of verslechterende effecten heeft op de instandhoudingsdoelen van de betreffende Natura 2000-gebieden. In het rapport wordt geconcludeerd dat het realiseren van de rondweg met de uitvoering van de voorgestelde mitigerende maatregelen geen significant verstorende of verslechterende effecten heeft op de instandhoudingsdoelen van de Natura 2000-gebieden en de beschermde natuurmonumenten Mosterdveen en Leemputten en dat aan het treffen van compenserende maatregelen als bedoeld in artikel 19h van de Nbw 1998 niet hoeft te worden toegekomen. Gelet op de uitkomst van dit rapport mocht het college ervan uitgaan dat vergunning op grond van de Nbw 1998 zou worden verleend. In deze zaak is tegen inmiddels de verleende Nbw 1998 vergunning beroep ingesteld. Op dit beroep is nog geen uitspraak gedaan. In dit beroep is naar voren gebracht dat de zogenaamde ADC-criteria aan de orde zijn (vergelijk het op 15 mei 2014 verschenen arrest van het Hof van Justitie (Zaak C-521/12, T.C. Briels e.a. tegen de Minister van Infrastructuur en Milieu. De AbRvS wacht, zoals appellant heeft verzocht dus niet op deze uitspraak alvorens uitspraak wordt gedaan op het beroep van de omgevingsvergunning. Ontheffing verordening / belangenafweging / geen alternatieven onderzoek Voorts is in beroep onder meer naar voren gebracht dat het project niet is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing, omdat de landschappelijke inpassing van de rondweg en in het bijzonder een aan te planten elzenhaag in strijd is met artikel 19.1, 20.1 en 20.2 van de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG). Van belang is dat op grond van artikel 19.1 RVG in een bestemmingsplan (of omgevingsvergunning) geen nieuwe ontwikkelingen worden toegestaan die de openheid van de waardevolle open gebieden aantasten. Gedeputeerde Staten hebben ontheffing verleend op grond van art. 25 RVG aangezien anders de verwezenlijking van het gemeentelijk ruimtelijk beleid wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zou worden belemmerd in verhouding tot de met die regels te dienen provinciale belangen. De verleende ontheffing wordt bestreden. In dit verband wordt ook aangevoerd dat Gedeputeerde Staten in haar beoordeling ten onrechte geen rekening heeft gehouden met alternatieven voor de rondweg, die het open gebied minder aantasten. In deze zaak is door de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie bij besluit van 14 februari 2013 ten behoeve van het realiseren van de rondweg ontheffing verleend op grond van artikel 75 van de Flora- en Faunawet. De ontheffing is verleend ervan uitgaande dat mitigerende maatregelen worden genomen. Hieronder valt ook de maatregel dat ten behoeve van de steenuil een dichte elzenhaag van 3,5 m hoog moet worden gerealiseerd. De haag bevordert dat de steenuil op grotere hoogte de weg oversteekt. In een rapport waarin de landschappelijke inpassing van de rondweg is onderzocht is weergegeven dat een aantasting van de openheid van het landschap als gevolg van de elzenhaag niet kan worden uitgesloten, zodat zekerheidshalve aan Gedeputeerde Staten van Gelderland ontheffing is gevraagd. In het besluit tot ontheffing hebben Gedeputeerde Staten overwogen dat, gelet op het belang van realisering van de rondweg, het belang van de steenuil en de maatregelen die het Rijk daartoe heeft voorgeschreven, en de feitelijke situatie met betrekking tot openheid van het betreffende gebied ter plaatse, in dit concrete geval sprake is van dermate bijzondere omstandigheden dat de openheid van het gebied in dit geval en op de betreffende locatie in redelijkheid niet als een zodanig provinciaal belang dient te wegen dat de gemeente Nunspeet daardoor in haar ruimtelijke beleid wordt belemmerd. De ruimtelijke onderbouwing voldoet aan de daaraan te stellen eisen en ook de ontheffing blijft in stand. De AbRvS neemt hierbij in aanmerking dat Gedeputeerde Staten op grond van een belangenafweging kan besluiten ontheffing te verlenen. Een beoordeling of er alternatieven zijn voor het project is niet voorgeschreven in het betreffende artikel. Redenen groot openbaar belang en alternatieven (EHS) De oostelijke rondweg die aan de orde is in de hierboven genoemde uitspraak van 30 juli 2014 wordt deels gerealiseerd binnen EHS-gebied. Door verlies van areaal worden de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aangetast. Deze aantasting wordt in dit geval door Gedeputeerde Staten toegestaan aangezien er geen reële alternatieven zijn, sprake is van redenen van groot openbaar belang, de negatieve effecten door mitigatie zoveel mogelijk worden beperkt en de overblijvende effecten worden gecompenseerd. Appellanten brengen naar voren dat (onder meer) niet wordt voldaan aan de voorwaarden dat er geen reële alternatieven mogen zijn en dat sprake is van redenen van groot openbaar belang. De AbRvS is in deze zaak van oordeel dat in dit geval geen reële alternatieven aanwezig zijn en dat de verkeerveiligheid en leefbaarheid van Nunspeet een groot openbaar belang rechtvaardigen. De specifieke casus wordt hieronder beschreven. Met betrekking tot het alternatievenonderzoek overweegt de AbRvS dat in 2008 het bestemmingsplan "Bedrijventerrein De Kolk" is vastgesteld. Dit bestemmingsplan voorziet in een planologische regeling voor een bedrijventerrein en in de rondweg als ontsluiting voor dit bedrijventerrein. De AbRvS heeft dit bestemmingsplan bij uitspraak van 16 december 2009, nr. 200900916/1/R2 vernietigd, voor zover het betrekking heeft op de goedkeuring van het plandeel met de bestemming "Verkeer" en goedkeuring aan dat plandeel onthouden. Met het verlenen van de omgevingsvergunning heeft het college beoogd de rondweg opnieuw planologisch in te passen. In het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan "De Kolk" zijn alternatieven voor de rondweg beoordeeld. De rondweg voorziet in een afgeleide is van de in het betreffende rapport genoemde voorkeurs variant F. De rondweg is verder geoptimaliseerd en op diverse punten aangepast om negatieve effecten op beschermde natuurwaarden op voorhand zoveel mogelijk te voorkomen. Gelet hierop bestaat geen grond voor het oordeel dat reële alternatieven zijn voor de rondweg. Met betrekking tot de redenen van groot openbaar belang is in de ruimtelijke onderbouwing weergegeven dat de rondweg dient als ontsluiting voor bedrijventerrein De Kolk, maar ook om de bestaande overbelaste verkeerssituatie in de kern van Nunspeet te verbeteren. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat de F.A. Molijnlaan en de Oenenburgweg de belangrijkste ontsluitingswegen zijn voor het verkeer van de Elburgerweg naar de Eperweg, Elspeterweg en A28. Die verkeersafwikkeling zal nog meer onder druk komen te staan door de gerealiseerde wijk De Bunte en de aanleg van de wijk Molenbeek in het noorden van Nunspeet. In de ruimtelijke onderbouwing is weergegeven dat de Oenenburgweg wordt ervaren als verkeersonveilig, omdat hier zowel langzaam verkeer, personenverkeer als vrachtverkeer doorheen rijdt. Er zijn grote verschillen in massa, snelheid en omvang van gebruikers en de hoofdrijbaan is daarvoor ongeschikt. De rondweg biedt een nieuwe verbinding voor de woonwijk Molenbeek, de Elburgerweg en het bedrijventerrein De Kolk. Volgens het college zal de Oenenburgweg na realisering van de rondweg afgewaardeerd worden naar 30 km/h. Het (vracht)verkeer in de woonwijk Oenenburg zal daardoor afnemen, zodat ook de geluidhinder ter plaatse van woningen aan die weg zal afnemen. De leefbaarheid en verkeersveiligheid van Nunspeet rechtvaardigen de aantasting van het EHS-gebied.