Referentiesituatie bestemmingsplan en relatie tot natuurvergunning

 

 

In deze zaak (ECLI:NL:RVS:2019:286) gaat het om een verzoek om opheffing van de schorsing door de eigenaar van een pluimveehouderij van een aantal plandelen. De voorzieningenrechter had de voorziening getroffen omdat twijfel bestond over de planregeling over stikstofdepositie. Niet voldoende duidelijk bleek wat de referentiesituatie was ten opzichte waarvan de stikstofdepositie niet mocht toenemen. In de bodemprocedure diende nader te worden onderzocht of voldoende was gewaarborgd dat de stikstofdepositie niet toe zou nemen als gevolg van de in het geboden uitbreidingsmogelijkheden voor intensieve veehouderijen.

 

De planregeling over stikstofdepositie is inmiddels aangepast. De voorzieningenrechter stelt vast dat in de planregeling niet de feitelijke en planologisch toegestane situatie voorafgaand aan de vaststelling van het plan als referentiesituatie is aangemerkt, nu onder meer de Nbw-vergunning van verzoeker onderdeel is van de referentiesituatie. Als gevolg van deze regeling is dus naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter een referentiesituatie aangenomen die niet uitsluit dat een toename van de stikstofdepositie plaatsvindt ten opzichte van de feitelijke en planologisch legale situatie voorafgaand aan de vaststelling van dat plan. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling hoeft geen passende beoordeling te worden verricht voor een plan dat een toename van de stikstofdepositie mogelijk maakt ten opzichte van de feitelijke en planologisch legale situatie voorafgaand aan de vaststelling van dat plan als wordt aangesloten bij de situatie die voortvloeit uit een Nbw-vergunning (zie bijvoorbeeld onder 4.4 van de uitspraak van 20 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3530).

Dit geldt echter alleen voor een Nbw-vergunning die bij de vaststelling van het plan onherroepelijk was en waaraan een passende beoordeling ten grondslag heeft gelegen, die in het plan een één op één inpassing heeft gekregen. De Nbw-vergunning van verzoeker is niet onherroepelijk. Tegen deze vergunning is beroep ingesteld bij de Afdeling en de behandeling daarvan is aangehouden vanwege de prejudiciële vragen die de Afdeling aan het Hof van Justitie heeft gesteld in haar uitspraak van 17 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1259.