salderen stikstofeffecten op een dezelfde habitattype in een ander areaal niet toegestaan

Wet natuurbescherming

In de uitspraak van de AbRvS van 24 december 2014, nr. 201309655/1/R2 is een op 25 september 2013 verleende Nbw vergunning voor de aanleg van een rondweg en het gebruik van een bedrijventerrein aan de orde. In de passende beoordeling zijn de gemiddelde veranderingen in stikstofdepositie als gevolg van het project, inclusief de beëindiging van twee agrarische bedrijven in het onderzoeksgebied weergegeven. De berekende gemiddelde toe- of afname van stikstofdepositie per habitattype heeft betrekking op de totale oppervlakte van verschillende arealen van een habitattype binnen het onderzoeksgebied. Op een later moment is de toename van stikstofdepositie als gevolg van het project op de verschillende locaties waar een habitattype voorkomt in een aanvullende notitie alsnóg weergegeven. De stikstofdepositie als gevolg van het project leidt tot een toename op verschillende locaties. In dezelfde notitie wordt gesteld dat deze toenames ter plaatse van de locaties van de habitattypen kunnen worden weggenomen door verschralend beheer.

De Afdeling wijst op de arresten Briels en Sweetman en leidt hieruit af dat de gevolgen per habitattype per locatie van het betreffende habitattype in kaart gebracht dienen te worden. Voor de beoordeling van de vraag of een project de natuurlijke kenmerken van een Natura 2000-gebied kan aantasten mag wel rekening worden gehouden met het totale areaal van het habitattype. Er mogen alleen mitigerende maatregelen worden betrokken die de schadelijke gevolgen voorkomen of verminderen ter plaatse van de locatie van het voorkomen van het habitattype dat negatieve gevolgen van het project ondervindt. Positieve gevolgen van maatregelen voor een areaal van een habitattype waarvoor het project geen negatieve gevolgen heeft kunnen bij deze beoordeling niet worden betrokken. De aanvullende notitie biedt in dit geval geen soelaas. De reden hiervan is onder meer dat in de passende beoordeling rekening is gehouden met het staken van twee agrarische bedrijven. Volgens de Afdeling kan niet op grond van voldoende objectieve gegevens worden vastgesteld dat de depositie van een van deze bedrijven al is opgebruikt in de zogenaamde “niet geregelde stikstofbank” van de provincie Gelderland. De Afdeling wijst in dit verband op de uitspraak van 19 maart 2014, nr. 201208463/1/R2 waarin is geoordeeld dat de Stikstofverordening van deze provincie in de weg staat aan deze bank. Tot slot oordeelt de Afdeling dat bij het tweede agrarische bedrijf uitgegaan had dienen te worden van de hoeveelheid stikstof van de milieuvergunning uit 2011 (866, kg/NH3/jr) en niet van de milieuvergunning op het moment dat het Natura 2000-gebied werd aangewezen (1107,3 kg/NH3/jr). De Afdeling betrekt bij haar oordeel niet het gegeven dat vóór 25 september 2013 voor dat agrarische bedrijf een Nbw vergunning was verleend voor de hoeveelheid van 1503,8 kg/NH3/jr. De Nbw vergunning wordt vernietigd