Terechte weigering Nbw vergunning op grond van art. 19e (vanwege uitsterfbeleid in PKB)

Wet natuurbescherming

 

In de uitspraak van de AbRvS van 2 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2778 is een geweigerde Nbw vergunning aan de orde voor het aanlanden van strandgapers (in zee levende tweekleppige weekdieren), die worden geoogst bij het mechanisch winnen van zeepieren. De vergunning is door de staatsecretaris geweigerd op basis van de belangenafweging die hij heeft gemaakt op grond van art. 19e Nbw.

.

De staatsecretaris is in deze zaak overigens het bevoegde gezag omdat het gaat om de uitoefening van niet-handmatige schaal- en schelpdiervisserij (art. 2, aanhef en sub I Besluit vergunningen Natuurbeschermingswet).

Duidelijk is dat de activiteit niet leidt tot significante effecten. Het oogsten en aanlanden van strandgapers is echter onlosmakelijk verbonden met de mechanische pierwinning, waarvoor in de PKB Waddenzee uitsterfbeleid is neergelegd. Het toestaan van het oogsten en aanladen van strandgapers strookt niet met dit uitsterfbeleid.

Naar het oordeel van de Afdeling maakt het gestelde van appellant, dat is geïnvesteerd in de verduurzaming van de pierenwinning, nog niet dat aannemelijk dat het uitsterfbeleid moet worden heroverwogen. De staatssecretaris heeft in dit verband van belang mogen achten dat uit monitoring blijkt dat er nog geen sprake is van verduurzaming van de pierenwinning. Ook is van belang dat het aannemelijk is dat door het vergunnen van het oogsten en aanlanden van strandgapers de huidige pierenwinning langer doorgang zou kunnen vinden.

Het standpunt van de staatsecretaris dat het oogsten en aanlanden van strandgapers nadelige gevolgen heeft voor het Natura 2000-gebied Waddenzee is juist. De Afdeling begrijpt dat appellante, gelet op de investeringen die hij heeft gedaan en de verminderde vraag naar pieren, belang heeft bij de handel in strandgapers, zodat extra inkomsten kunnen worden verworven. De staatssecretaris heeft evenwel in redelijkheid aan het natuurbelang een groter gewicht kunnen toekennen dan aan het belang van appellante bij extra inkomsten.

De vergunning is dus terecht geweigerd