Uitleg art. 19 kd Nbw: bij planvergelijking uitgaan van feitelijke situatie, geen externe saldering

Wet natuurbescherming

De AbRvS heeft in twee uitspraken van 1 april 2015, nrs. 201308952/1/R3 en 201402973/1/R3 uitleg gegeven over art. 19 kd, eerste lid Nbw in relatie met art. 19j Nbw. Volgens dit artikel is, heel kort gezegd, geen sprake van significante gevolgen als het plan van toepassing was op de referentiedatum en per saldo geen toename van stikstofdepositie wordt veroorzaakt.

In beide zaken heeft de Afdeling overwogen dat uit vaste rechtspraak volgt dat voor de beoordeling of een plan leidt tot significante gevolgen moet worden uitgegaan van de feitelijke situatie ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan als referentiekader. De wijziging van art. 19kd (dat nu ook geldt voor bestemmingsplannen) is geen aanleiding om van deze rechtspraak af te wijken. Deze rechtspraak is ook niet in strijd met art. 19 kd Nbw. De Afdeling verwijst voor het nemen van het uitgangspunt aan de feitelijke situatie ook naar artikel 6, derde lid van de Habitatrichtlijn.
In de tweede genoemde uitspraak gaat de Afdeling vervolgens in op de vraag in hoeverre art. 19 kd Nbw het mogelijk maakt dat het plan zonder passende beoordeling wordt vastgesteld als per saldo geen toename van stikstofdepostie plaatsvindt. Naar het oordeel van de Afdeling ziet deze mogelijkheid alleen op zogenaamde interne saldering (alleen op de situatie waarbij maatregelen op het eigen bedrijf worden genomen). Het resultaat van richtlijnconforme interpretatie is dat art. 19kd Nbw niet van toepassing is in geval van externe saldering.