Voorlopig geen toepassing bestuurlijke lus in PAS-zaken

Wet natuurbescherming

De uitspraak van de AbRvS van 4 oktober 2017, ECLI: NL:RVS:2017:2672 is wel aardig om bij stil te staan in afwachting van de antwoorden van het HvJEU op de gestelde PAS-vragen door de Afdeling. Niet nieuw is dat de onbenutte bouwmogelijkheden van veehouderijen, ook in een conserverend bestemmingsplan, passend dienen te worden beoordeeld als bedoeld in art. 19j Nbw 98 (oud). De Afdeling acht de vaststelling van het plan in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Voor zover het plan bij recht voorziet in de mogelijkheid om bebouwing ten behoeve van veehouderijen uit te breiden ten opzichte van de ten tijde van de inwerkingtreding van het plan bestaande toegestane omvang, zonder dat dit passend is beoordeeld, dient dit te worden vernietigd.

 

De raad voelde dit al wel aankomen en heeft daarom een andere regeling voorgesteld waarbij deze gebruik wil maken van de PAS. Op grond hiervan zijn toenamen van ammoniakemissie door onder meer uitbreiding van bedrijvigheid integraal passend beoordeeld en zijn stikstofdeposities onder een bepaalde drempelwaarde niet langer vergunningplichtig en kan voor hogere stikstofdeposities onder omstandigheden een vergunning verleend worden met gebruikmaking van ontwikkelingsruimte, aldus de raad.

De Afdeling past voor deze gebreken niet de bestuurlijke lus toe. Hierbij verwijst de Afdeling naar de  uitspraken van 17 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1259 en ECLI:NL:RVS:2017:1260, waarin de over de PAS prejudiciële vragen gesteld aan het HvJEU. Hangende deze procedure kan de Afdeling geen oordeel geven over een regeling die verwijst naar het PAS. Indien een besluit waarin een zodanige regeling is vervat in procedure komt, zal een zaak waarin een oordeel moet worden gegeven over de toepassing van het PAS moeten worden aangehouden totdat het HvJEU uitspraak heeft gedaan over de vragen in bovengenoemde uitspraak.

Tot slot, om te voorkomen dat door de vernietiging de bouwmogelijkheden van het vorige plan herleven, treft de Afdeling met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb een voorlopige voorziening die zal gelden totdat een nieuw besluit in werking is getreden inzake de betrokken plandelen.

Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Susan