wijziging tenaamstelling natuurvergunning

 

 

In de uitspraak van de AbRvS van 31 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:667 gaat het om een wijziging van de tenaamstelling van een natuurvergunning. Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 6 november 2018, nr 17/2690.

 

De Afdeling is allereerst van oordeel dat sprake is van een besluit in de zin van art. 1:3 Awb. Het besluit bewerkstelligt dat de aan de vergunning verbonden rechten en plichten overgaan op een andere vergunninghouder. Degene op wiens naam de natuurvergunning wordt gesteld wordt daardoor gerechtigd van die vergunning gebruik te maken. De Afdeling sluit hiermee aan bij haar rechtspraak over de wijziging van de tenaamstelling van een op grond van de Woningwet (oud) verleende bouwvergunning (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 21 december 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BU8906).

De natuurvergunning stond op naam van een van de appellanten. Door de wijziging van de tenaamstelling van de natuurvergunning is zij geen vergunninghoudster meer. Dat brengt mee dat het belang rechtstreeks bij het besluit is betrokken.

De rechtbank is in deze uitspraak inhoudelijk van oordeel dat voor de wijziging van de tenaamstelling een uitgebreide belangenafweging is vereist, waarbij ook aandacht moet worden geschonken aan de financiële belangen van de (vorige) vergunninghoudster.

De Afdeling overweegt dat een besluit tot wijziging van de tenaamstelling van een natuurvergunning betrekking heeft op de vraag wie gerechtigd is van de natuurvergunning gebruik te maken. Het besluit heeft tot gevolg dat een andere natuurlijke of rechtspersoon de houder van een eerder verleende natuurvergunning wordt. In dit geval is het verzoek en het besluit tot wijziging van de tenaamstelling gedaan en genomen nadat “de nieuwe vergunninghouder” eigenaar was geworden van de pluimveehouderij waarop de natuurvergunning betrekking heeft. De vorige vergunninghouder kon op dat moment geen gebruik meer maken van de natuurvergunning. De (financiële) belangen stonden daarom niet in de weg aan de wijziging van de tenaamstelling. De rechtbank heeft dan ook ten onrechte overwogen dat het college het financiële belang had moeten betrekken bij het besluit tot wijziging van de tenaamstelling en dat het college pas tot wijziging van de tenaamstelling kon overgaan nadat de vorige vergunninghoudster door de rechtsopvolger is gecompenseerd.

 

Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Susan